Bij het opstellen van het beheerplan voor Bloeyendael in 1991 is in gezamenlijk overleg van de afdeling Groen (en dan met name Joop Spaans) van de gemeentelijke Dienst Stadsbeheer en de Stichting Bloeyendael een beheerplan opgesteld. Van meet af aan was voor beide partijen duidelijk, dat dit beheerplan gestoeld moest zijn op ecologische gronden. Bloeyendael zou ook niet al-leen een kijkpark moeten zijn, maar ook beschutting en foerage moeten bieden aan de fauna. Het destijds beschreven beheerplan vormt nog altijd het uitgangspunt voor de onderhoudswerkzaamheden.
Het beheer van Bloeyendael houdt rekening met natuurlijke processen en ontwikkelingen. Deze zijn gekenmerkt door een hoge mate van spontaniteit, dit wil zeggen zonder of nagenoeg zonder ingrijpen van de mens. Ecologische inzichten leiden tot een periodiek beheer, waarbij beperkt en terughoudend wordt ingegrepen en ruimte en rust wordt gegeven aan de natuur in de tijd tussen de momenten van het periodieke onderhoud. Het periodieke onderhoud gebeurt handmatig of indien nodig met licht materieel om structuurbederf van de bodem te voorkomen. Verdichting van de bodem heeft namelijk een sterk nadelige invloed op allerlei bodemorganismen en leidt tot minder bloemrijk grasland.
De gesloten ruimten: bossen, groenwallen en heggen
In principe wordt hier slechts eenmaal per jaar (in januari) als dat nodig is ingegrepen. De werkzaamheden bestaan uit het vellen van bomen, die zich door de te dichte stand hebben ontwikkeld tot zogenaamde staken, ook bomen die het opgeven door een gebrekkige standplaats (lichtgebrek en te nat of te droog). Daardoor komt ruimte vrij voor een goede ontwikkeling van de resterende bomen. Ook voor de ontwikkeling van een struikenlaag en onderbegroeiing is licht noodzakelijk. Nog steeds is het merendeel van de bomen in Bloeyendael van allochtone afkomst of zijn het klonen van een of andere selectie. Deze stellen vaak hogere eisen aan de standplaats en hebben ook minder betekenis voor de fauna dan de autochtone soorten. Waar mogelijk worden spillen aangeplant van autochtone bomen en struiken met de bedoeling dat zij hier en daar het struweelachtig karakter van deze parkdelen ondersteunen en ontwikkelen.
De meidoornheg om de heemtuin wordt eenmaal per jaar in juli geknipt. De groenwallen aan de randen van Bloeyendael worden zoveel mogelijk gesloten gehouden door de lege plekken te vullen met het aanplanten van geschikte bomen of struiken. De groenwallen zijn belangrijk voor vogels en eekhoorns als beschutting en foerageplaats, voor de wandelaar als afscherming voor omringende bebouwing. De knotwilgen worden gefaseerd en in principe om de vier jaar geknot. Zo zijn er voor de fauna elk jaar voldoende knotwilgen met jonge en met dikke takken.
De open ruimten: graslanden en akker
De graslanden in Bloeyendael worden tweemaal per jaar gemaaid. De eerste maaibeurt is in de eerste helft van juli. De tweede maaibeurt vindt plaats in de laatste helft van september. Pas na enkele dagen wordt het hooi afgevoerd; soms is dit door het weer nog nat gras. Zo worden de door de planten opgenomen mineralen (voedingssto?en) afgevoerd en wordt de bodem mineraal armer. Door deze verschraling krijgen planten zoals zodevormende grassen, brandnetel, akkerdistel en ridderzuring minder kans om te woekeren en blijft er meer ruimte tussen de resterende grassen en kruiden over voor zaden om te ontkiemen en tot ontwikkeling te komen. Geleidelijk aan ontstaan dan bloemrijke graslanden.
Om de gewenste planten te behouden moet elk jaar in dezelfde periode worden gemaaid. Het juiste moment wordt gedicteerd door het tijdstip, waarop de meeste zaden van de gewenste kruiden rijp zijn. Dit wordt in Bloeyendael consequent doorgevoerd.
De wildakker wordt elk jaar in september ingezaaid met winterrogge en enkele opvallende akkerkruiden. De wildakker is voedselbron voor onder meer knaagdieren en vogels, die weer als prooi dienen voor bijvoorbeeld de buizerd en de slechtvalk. Vanwege dat doel wordt de akker pas medio augustus gemaaid.
In de jaren negentig zijn er door de stichting in enkele graslanden stinsebollen geplant en zaden van wilde grassen en autochtone bloemrijke kruiden ver-spreid, die ook binnen een straal van 20 kilometer buiten Bloeyendael voorkomen. Niet alle soorten zijn ontkiemd en hebben zich gehandhaafd, omdat de verschraling nog nauwelijks was ingezet. Maar na vijf jaar consequent maaibeheer was al te zien, dat een kentering was opgetreden. De in mei 1996 massaal optredende scherpe boterbloem was tekenend hiervoor.
Watergangen: vijvers, sloten
Door de baggerwerkzaamheden in het najaar 1992 van de vijvers en sloten in Bloeyendael is de waterkwaliteit in in één klap een stuk verbeterd. Door het kleinschalige karakter van Bloeyendael staan veel bomen dicht bij de watergangen. Aanvankelijk zelfs op beide oevers. Door lichtgebrek groeide er nagenoeg niets in de sloten. Wel vielen er elk najaar massa’s bladeren in. Gevolg verrijking, verzuring en het snel ondiep worden van het water. Besloten werd om waar mogelijk minstens één zijde van de sloten zo goed als vrij te houden van grote boomvormers om de expositie van het water aan het zonlicht te verbeteren. In de eerste maanden van 2007 is er weer gebaggerd. Door de hierboven genoemde oorzaak zijn een aantal sloten nu weer aan baggeren toe.
Betekenis voor natuur en wandelaar
Bloeyendael biedt de stedeling de mogelijkheid om “naast de deur” als wandelaar de natuurlijke dynamiek van de seizoenen te ervaren en vanaf de voetpaden te genieten van flora en fauna.
Bloeyendael is met zijn ecologische kwaliteiten een belangrijke stapsteen voor de flora en fauna tussen het bui-tengebied en de groenstructuren van de stad. Daarmee vertegenwoordigt het park een belang dat verder gaat dan alleen de stad Utrecht. Park Bloeyendael is niet zo maar een stadspark, met zijn natuurwaarden kan het met recht een natuurpark heten. Voor de flora en fauna is Bloeyendael een belangrijk toevluchtsoord geworden.
Nu na 25 jaren is duidelijk te zien, dat de biodiversiteit is toegenomen. Voor de oplettende waarnemer is dit te constateren aan de toename van de vele soorten insecten en andere geleedpotigen. Het aantal soorten broedende vogels is toegenomen. In 2014 heeft de sperwer weer gebroed in Bloeyendael met als resultaat drie jongen. In 2011 heeft de haas van Bloeyendael twee jongen voortgebracht. Helaas is in 2012 de moer door een paar grote honden verjaagd. De eekhoorns lijken al enkele jaren vaste bewoners te zijn. Vorig jaar is ook de bunzing weer gezien en gefotografeerd en is driemaal de boommarter waargenomen. Veel graslanden zijn bloemrijker geworden. Op veel plaatsen zijn orchideeën te zien. Er zijn meer dan 10 soorten bij de wet beschermde planten te vinden. In twintig jaar tijd heeft door het consequente beheer het laaggelegen deel van de heemtuin zich op natuurlijke wijze ontwikkeld tot de biotoop van het Dotterbloemverbond.
Moge Bloeyendael in de toekomst ook de aandacht en de mogelijkheid krijgen om in stand te blijven en zich in natuurlijke zin verder te ontwikkelen. Als het al niet zou lukken met een klein gebied,hoe willen wij dan de grote natuur en de aarde vrijwaren?
Theo de Ronde