Mensen die van natuur en wanten weten (november 2015)
Bloeyendael was voor mij tot voor kort vrijwel onbekend terrein. Tot 2014 was Bloeyendael een gebiedje waar ik doorheen fietste op weg naar de Uithof, waar ik werk. Daar kwam verandering in toen ik samen met Enrico van Barneveld gevraagd werd bomenexcursies te organiseren voor de vrijwilligers van de stichting. Dan verdiep je je wat meer in de historie en achtergrond en laat je je verrassen door alles wat op zo’n klein stukje leeft, groeit en bloeit. En, dat is heel wat!
Natuurlijk gecultiveerd
Laat ik beginnen met de bomen, daar kwam ik tenslotte voor. Een ‘wilgenwereld’ ging voor mij open: kat-, bos-, amandel, geoorde-, schiet-, kraak-, laurier-, en de grauwe wilg. Later hoorden we van Theo de Ronde dat er wel 14 soorten wilgen voorkomen! Plus natuurlijk ook nog wat aan intermediaire soorten, omdat wilgen gemakkelijk onderling kruisen. Het terrein heeft veel struik- en boomsoorten die je zou verwachten in dit van oorsprong natte gebied. Maar ook vind je hier en daar verrassingspakketten. Naast de vele wilgen ook drie verschillende soorten kornoelje (wit, rood en geel), twee berkensoorten (zacht en ruw), vijf esdoorn-, en vijf kersensoorten, een verdwaalde Christusdoorn, en nog veel meer. En al die variatie zie je niet alleen in de houtige soorten, maar ook in de ondergroei en kruiden.
En dat is niet zomaar vanzelf gegaan. Nee, je ziet al lopende over de paden van Bloeyendael dat over veel goed is nagedacht. Niet alleen lag er een goed plan, er is ook uitgekiend beheer nodig om die natuurlijke verscheidenheid in stand te houden.
Variatie aan landschapselementen en overgangen
Voor zo’n klein gebied herbergt Bloeyendael een grote variatie aan landschapselementen. Zoals elzenbroekbos, grasland, akker, een heemtuin en waterpartijen en sloten. En met de diversiteit aan landschapselementen vind je ook veel natuurlijke en graduele overgangen van het ene naar het andere vegetatietype. Deze zogenaamde gradiënten zijn interessanter dan abrupte overgangen en scherpe grenzen, zoals een muur of een rechte kanaaloever. Zeker wanneer ze onderling ook nog eens met elkaar interfereren. Bloeyendael heeft een grote variatie aan gradiënten, die zich vooral kenmerken door water: plassen, slootjes en waterkanten. Met de paar kilometer aan oeverranden zijn er dus veel gradiënten die van nat naar droog gaan. De oeverkant aan de zonzijde levert weer een andere vegetatie op dan die aan de schaduwzijde. Dat geldt ook voor oevers aan stilstaand water of waar er een lichte stroming is, of waar de helling in het water steil of flauw is.
Een leefklimaat voor veel soorten
Gradiënten op het land kunnen gaan van hoog naar laag, van klei naar – opgespoten zand, van weide naar pad, van bosrand naar het hart van het bos, etcetera. Voeg daar nog bij dat de planten zelf ook hun omgeving beïnvloeden en weer geschikt maken voor andere soorten door subtiele verandering in microklimaat (temperatuur, vochtigheidsgraad…). Planten luwen ook invloeden als de wind, en de waterstroming. Ze veranderen ook in fysisch-chemisch opzicht de bodemgesteldheid. Dat doet eigenlijk ieder plantje wel, maar er zijn er ook die extra van invloed zijn. Voorbeeld is de zwarte els, die veel voorkomt op Bloeyendael. De els heeft het vermogen stikstof aan de wortels te binden en zo plaatselijk de grond te verrijken. Al deze factoren samen scheppen een geschikt leefklimaat voor veel soorten, zelfs voor zeer kieskeurige.
Faunapassage Griftensteijn
Maar ja, hoe vestig je je als insect, amfibie, reptiel of zoogdier in een gebied dat grenst aan de stad, waar snelwegen het groen versnipperen en vele barrières te nemen zijn komend van de Utrechtse Heuvelrug, Kromme Rijn naar Bloeyendael?
Bloeyendael is een randgebied van de Ecologische Hoofdstructuur ten Oosten van Utrecht, dat het Kromme Rijngebied van en naar de Voordorpse- en Voorveldsepolder en uiteindelijk het veenweidegebied (Westbroek) en de Heuvelrug met elkaar moet verbinden. Een faunapassage ter hoogte van de Werken van Griftenstein (tankstations aan de Utrechtse weg) is gepland en staat ook op de agenda van de provincie om te worden gerealiseerd. Maar deze faunapassage onder de Utrechtseweg kan pas effectief zijn als werkende ecologische verbinding, indien ook de faunapassage over/onder de Biltse Rading is verwezenlijkt. We wachten af.
Van vestigen tot handhaven
De kwetsbaarheid van het gebied is groot, onder meer door al die subtiele overgangen en gradiënten op zo’n klein oppervlak. Onderhoud moet haast op ‘de meter’ gebeuren. De beheerders zullen continu moeten ingrijpen om de natuurlijke ontwikkeling enigszins in toom te houden. Het doel is een vegetatie die in ontwikkeling blijft. Dan is de soortenrijkdom het grootst.
Wat ik bijzonder vind is dat vrijwilligers het beheer doen in harmonie met de natuur, zoals ontwerper Hans Pemmelaar en later stichting Bloeyendael het bedacht hebben. Mensen met een groen hart, belangeloos. Daar moeten wij het wel vaker van hebben. Niet alleen Bloeyendael wordt voor een belangrijk deel onderhouden door enthousiaste vrijwilligers. Zo was Sandwijck Sandwijck niet geweest zoals we dat nu kennen, zonder haar werkgroep. Ook de politieke strijd is van belang. De Vrienden van Amelisweerd voeren die al jaren soms met en soms tegen het beleid van de gemeente. Voor Bloeyendael net als al die andere kwetsbare buurgebieden is het zaak waakzaam te blijven. Want één keer bezweken onder de druk, en het groen moet plaats maken voor eeuwig grijs beton.
Wat we nodig hebben is een groen hart, lange adem, mensen die van natuur en wanten weten en die alert zijn. In het steeds schoner wordende water van park Bloeyendael hoop ik snel de waterviolier te zien, een indicator van kwel, alsmede de insectenetende plant het blaasjeskruid. En wanneer de faunapassage gerealiseerd is, dan zal naast de boommarter en bunzing ook de das zijn intrede doen!
Jaap Milius, Natuurgids IVN De Bilt e.o.